- De woningen aan U gewijd
zijn goed en vol van lieflijkheid,
o HEERE van de legermachten!
Mijn ziel verlangt daarheen te gaan
om in Uw voorhoven te staan,
die wens ontneemt mij alle krachten;
tot God Die leeft hef ik mijn stem,
mijn hele wezen roept tot Hem.
- Uw altaar is zoals een huis,
zelfs mus en zwaluw zijn daar thuis,
zij maken nesten in Uw woning,
hun jongen zijn bij U gebracht,
o HEERE van de legermacht,
mijn God, mijn allerhoogste Koning!
Welzalig wie daar wonen mag
die looft en prijst U dag aan dag.
- Welzalig is de mens die leeft
en al zijn sterkte in U heeft,
met in zijn hart gebaande wegen.
Als zij door dorre dalen gaan
waarin moerbeziebomen staan,
wordt Hij hun bron; ook daalt de regen
met zegeningen op hen neer,
zo is er rijkdom, telkens weer.
- Van kracht tot kracht gaan zij voortaan,
zij zullen elk naar Sion gaan
om daar tot Jakobs God te komen.
O HEERE van de legermacht,
hoor mijn gebed; neem daarop acht
o God van Jakob, wil betonen
dat U ook nu een Hoorder bent
en mijn verlangen naar U kent.
- O God, ons Schild, zie op ons neer,
aanschouw toch Uw gezalfde weer.
Eén dag te wezen in Uw woning
is beter dan een duizendtal
waar niemand U erkennen zal;
daar aan de drempel bij mijn Koning
ben ik veel liever dan voorgoed
te wonen bij wie boosheid doet.
- Want God de HEERE is zo goed
Hij is een Zon en Schild; Hij hoedt.
Hij geeft ons eer; Hij geeft genade.
Zijn hand onthoudt het goede niet
aan wie oprecht Hem hulde biedt
en eerlijk wandelt in Zijn paden.
O HEERE van de legermacht
welzalig is wie U verwacht.