- O God, men hoort Uw roem verhalen,
stil zwelt de lofzang aan.
In Sion zal het volk betalen
de eed aan U gedaan.
Men zal U dank en eer betonen.
U hoort naar het gebed,
ja, al wat leeft zal tot U komen,
want U verhoort en redt.
- Een leger ongerechtigheden
regeerde over mij,
maar U verzoent ons overtreden
en spreekt ons daarvan vrij.
Welzalig wie dichtbij mag komen,
wie U verkiest en leidt
om in Uw voorhoven te wonen,
in Uw aanwezigheid.
- Het goede uit Uw huis, o Koning,
verzadigt ons eens weer.
Het heilige daalt uit Uw woning,
uit Uw paleizen neer.
U antwoordt ons met grootse daden
in Uw gerechtigheid,
o God van heil en van genade,
U bent tot hulp bereid.
- Vertrouwen van de hele aarde
en van het verre strand,
U zet de bergen vast in waarde,
U werkt met sterke hand.
U bent vol macht. De ruwe baren
kalmeren op Uw wil,
U brengt het bruisen tot bedaren,
het woelend volk wordt stil.
- Wie op de aardse einden wonen,
bezien Uw grote kracht.
U wilt aan hen Uw daden tonen,
zij vrezen voor Uw macht.
Vanwaar het morgenlicht gaat gloren,
tot waar de avond daalt,
zal men het vrolijk juichen horen,
daar wordt Uw lof verhaald.
- Het land bezoekt U met Uw zegen,
wat dorstig is, wordt week.
U maakt het vruchtbaar door de regen.
Vol water is Uw beek.
Zo geeft U aan de mensen koren.
Men ploegt, maar U besproeit.
Uw druppels vallen in de voren,
U zegent wat er groeit.
- U kroont het jaar van Uw genade.
Waar U Uw voetstap zet,
daar vloeit een stroom van goede daden,
daar druppelt het van vet.
Uw hand besprenkelt met de regen
het gras van de woestijn,
de heuvels zullen door Uw zegen
vol lof en vreugde zijn.
- De kudden grazen op de velden,
zover de vlakte strekt.
De dalen die Uw goedheid melden,
zijn met het graan bedekt.
Ja, overal is vee en koren.
Een jubeltoon heft aan,
een dankbaar loflied wordt geboren:
geprezen zij Uw Naam!
Wat een schitterend loflied op Gods genade én op de onderhoudende hand in Zijn schepping!
DANKDAGLIED !