Psalm 1

  1. Welzalig wie niet wandelt in het kwaad,
    wie niet zal horen naar de boze raad,
    wie op de weg van zondaars niet zal komen
    en ook niet zit waar spotters zich vertonen,
    maar die zijn lust heeft in de wet van God
    en dag en nacht zal zien op Zijn gebod.
  1. Wie zo zal zijn, is als een frisse boom
    die men geplant heeft aan een waterstroom,
    die op zijn tijd zijn rijpe vrucht zal geven,
    zijn blad valt niet, maar hij zal altijd leven.
    Hij zal voorspoedig zijn in wat hij doet,
    ja, alles lukt, hij kent geen tegenspoed.

  1. Zo gaat het niet met wie het kwaad bemint,
    hij is als kaf dat wegwaait door de wind,
    dus als de bozen in het oordeel komen,
    dan blijven zij niet staande met de vromen.
    Een zondaar kan niet bij Gods volk bestaan,
    waar zij vergaderd zijn, zal hij vergaan.
  1. De HEERE Die de wereld gadeslaat,
    aanschouwt van elk de weg die hij begaat.
    Van wie rechtvaardig is, kent Hij de paden,
    Hij ziet hen en verblijdt Zich in hun daden,
    maar zonder God blijft niemand lang bestaan,
    de weg van goddelozen zal vergaan.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

3 × vier =