Gebarsten kruik

Zolang ik leef, ben ik een kruik van aarde.
Mijn buitenkant heeft maar zo weinig waarde.
Het gaat niet om de kruik, het gaat om wat het draagt.
Er moet iets in mijn kruik, iets groots dat God behaagt.
En wat behaagt Hem meer dan kennis van Zijn Zoon?
Want daarin spreidt Hij Zelf Zijn heerlijkheid ten toon.

O God, wil met Uw licht mijn hart beschijnen,
laat door mijn barsten heen de duisternis verdwijnen
en geef dat wie mij ziet, niet mij ziet, maar die schat.
Die schat is groot! Maar zelf ben ik een aarden vat,
opdat uit God de sterkte en de luister zij,
want al het goede komt uit Hem en niet uit mij.
naar 2 Korinthe 4:6 en 7

2 reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

vijf × 2 =