Immanuëls land

Dit gedicht is een vertaling van de Schotse hymne Immanuel’s Land. De oorspronkelijke titel maakt meteen duidelijk waar dit lied over gaat: The last words of Samuel Rutherford. Geïnspireerd door de brieven van Samuel Rutherford en zijn levensbeschrijving, schreef Anne Ross Cousin rond 1856 dit gedicht.

Wie de inhoud van dit gedicht goed wil begrijpen, zal terug moeten gaan naar het leven van Samuel Rutherford. Samuel Rutherford werd in 1600 geboren in het Schotse grensdorp Nisbet. In 1627 kwam hij tot bekering en nog in datzelfde jaar werd hij predikant te Anwoth. Daar diende hij negen jaar. In 1636 werd hij afgezet en verbannen naar Aberdeen. Vanuit dit verbanningsoord heeft hij veel brieven geschreven. In Aberdeen ervoer hij heel sterk de aanwezigheid van zijn Heere. Hij noemde het zelfs het nieuwe Jeruzalem in het klein. Anwoth bleef een grote plek in zijn hart innemen. In 1638 kwam hij weer vrij. Hij vestigde zich in St. Andrew’s als professor in de godgeleerdheid en later als directeur van het nieuwe college. In 1661 werd hij beschuldigd van hoogverraad. Hij lag op zijn sterfbed toen hij een dagvaarding kreeg. Maar hij kon niet voor de aardse rechtbank komen, want hij werd opgeroepen om voor een hogere Rechter te verschijnen. Zijn laatste woorden waren: ‘Glorie, glorie woont in Immanuëls land!’

Hieronder volgen per couplet enkele vertaalkeuzes en citaten van Rutherford.

(1) In het oorspronkelijke gedicht gaat het over het zand dat steeds verder zakt. Hiermee wordt verwezen naar een zandloper of een uurglas.
(4) Talrijke doden: Cousin heeft het in haar gedicht over ‘zeven doden’. Rutherford zelf schrijft in zijn brieven steeds over ‘tien doden’. Beide getallen wijzen op een voltooiing. Omdat beide uitdrukkingen niet gebruikelijk zijn in het Nederlands, heb ik voor ‘talrijke doden’ gekozen.
(4) Sion: de berg Sion, zie Openbaring 14:1
(6) Er zijn versies van dit couplet waar de eerste twee regels omgewisseld zijn met regel drie en vier. Voor zover ik heb kunnen nagaan is de volgorde hoe ik de regels heb vertaald de oorspronkelijke volgorde. Inhoudelijk lijkt mij dit ook het meest logisch.
(9) In de kerk van Anwoth mochten geen diensten meer gehouden worden. Rutherford verwijst hier naar Psalm 84.
(10) Deze strofe is gebaseerd op een brief die Rutherford aan zijn gemeenteleden schreef. ‘Mijn Getuige is boven, uw hemel zou twee hemelen voor mij zijn, en uw aller zaligheid als twee zaligheden voor mij.’
(12) Op zijn sterfbed riep hij meer dan eens uit: ‘O voor een goed gestemde harp!’ Het was alsof hij zijn hand al uitstrekte om de gouden harp te pakken en zich aan te sluiten bij het koor van de verlosten.
(15) Cousin schrijft in regel vijf en zes over het vaste fundament van Zijn genade en dat er – zelfs in Immanuëls land – geen beter fundament is.
Mijn vertaling wijkt hier iets af en is gebaseerd op wat Rutherford zelf schreef: ‘Hij heeft voor een arme zondaar Zijn deur geopend, en hem in Zijn wijnhuis genomen, en heeft mij zo krank van liefde tot Mijn Heere Jezus gelaten, dat indien ik over de hemel te beschikken had, ik dezelve wilde geven voor Christus, en ik zou niet tevreden zijn naar de hemel te gaan, tenzij ik verzekerd was, dat Christus daar was.’ (Vertaling J. Koelman)
(16) Op zijn sterfbed zei Rutherford: ‘Er is nu niets meer tussen mij en de Opstanding, maar: “Heden zult gij met Mij in het paradijs zijn”’.
(18-19) Toen hij opgeroepen werd om zich voor het parlement te verantwoorden, zei hij tegen de boodschappers: ‘Vertel ze dat ik al een dagvaarding heb van een hogere rechter en een rechterlijke macht’. Niet veel later was hij Thuis.

1. Het zand in het uurglas zakt verder en verder,
minuten verstrijken, de dageraad gloort!
De zomerse morgen, waar ik naar verlangde,
die heerlijke morgen ontwaakt op Gods woord!
Hoe duister, hoe donker, hoe zwart was de nacht,
maar nu wordt de stralende lente verwacht!
En glorie – ja glorie! – verblijft en houdt stand,
daar, in Immanuëls land.

2. O, nu is het goed, het is goed zonder einde.
O, nu is het goed, tot in eeuwigheid goed!
Mijn nestje hing niet in een bos hier op aarde,
want die gaan de bittere dood tegemoet.
De ijdele wereld, dat droombeeld, vergaat
als was het een schip dat de oever verlaat.
Maar glorie – ja glorie! – verblijft en houdt stand,
daar, in Immanuëls land.

3. Ja, daar bloeit de Roos van de vlakte van Saron.
Haar blaadjes gaan open, hoe mooi is haar kleur!
Daar vult zij de lucht met verrukkelijk reukwerk,
de hemel raakt vol met haar heerlijke geur.
Haar bloesem te zien! O, te zien al haar pracht,
gelokt door de geur die mij trekt door haar kracht,
waar glorie zich huisvest, waar roem is geplant,
daar, in Immanuëls land.

4. Ja, daar wordt de Koning gezien in Zijn schoonheid,
geen sluier beneemt daar het zicht op Zijn pracht.
De reis was het waard, ook al voerde de route
langs talrijke doden, door duistere nacht.
Ik reisde naar Sion, daar was geen gevaar,
want daar stond het Lam – met Zijn leger – al klaar
en glorie – ja glorie! – verblijft en houdt stand,
daar, in Immanuëls land.

5. O, Christus alleen is de Bron van de liefde,
ja, Hij is de diepe en zoete Fontein.
De stromen mocht ik hier op aarde al proeven
– hierboven zal dieper en meer drinken zijn.
Want daar is een volheid die nooit zal vergaan,
daar wordt Zijn genade een heils-oceaan!
En glorie – ja glorie! – verblijft en houdt stand,
daar, in Immanuëls land.

6. Zelfs Anwoth – hoe heerlijk – was niet als de hemel,
zelfs preken was Christus, mijn Zaligheid, niet.
Maar hier, in de kerker, hier waren wij samen:
mijn Heere en ik, in dit stille gebied.
Ja, zelfs toen de donkerste stormwolk verscheen,
toen zag ik de boog van Gods trouw daaromheen,
die boog uit de woonplaats waar roem is geplant,
daar, in Immanuëls land.

7. O wonder dat Hij hier een hemel gemaakt heeft,
een plaats van Zijn liefde, zo groot en zo rein!
Het lijkt hier zoveel op de Godsstad hierboven,
het nieuwe Jeruzalem – hier in het klein.
Toen riep ik verlangend de Bouwmeester aan:
‘O Heere, laat mij naar dat Liefdesland gaan!
Ja, neem mij toch mee naar de andere kant,
daar, naar Immanuëls land.’

8. Een bloem kan niet zonder verkoelende nachten,
tot nut is het donker, de dauw en de maan.
En zo doet ook Christus bij elk die Hij liefheeft:
vaak trekt Hij Zijn glinstering bij hen vandaan.
Maar is Hij afwezig, dan voel ik zo’n smart,
mijn ziel wordt onrustig, mijn hart zo verward,
maar roem – zonder schaduw! – geeft licht en houdt stand,
daar, in Immanuëls land.

9. Ik dacht: ‘Hoe gezegend en rijk zijn de vogels!
Zij hebben het kerkje van Anwoth als huis.’
Maar nu mag ik zelf bij een heerlijker altaar
mijn nestje gaan bouwen, ja dit wordt mijn thuis.
En hier broedt geen stilte, hier klinkt geen geween,
geen graven staan hier om het heiligdom heen,
want eeuwige glorie verblijft en houdt stand,
daar, in Immanuëls land.

10. O Anwoth, je bent mij ook nu nog zo dierbaar.
Nog steeds is mijn hart met jouw zielen begaan.
Zelfs hier, aan de grens van die heerlijke hemel,
zelfs hier laat ik, Anwoth, voor jou nog een traan.
O Anwoth, ik nam je zo graag met me mee!
Mijn hemel verdubbelt, het worden er twee
als iemand uit Anwoth mij treft aan Gods hand,
daar, in Immanuëls land.

11. Hoe worstelde ik op het pad naar de hemel.
Ik vocht tegen wind, tegen storm en getij.
Maar nu zakt het zand in het uurglas steeds verder,
de schemering valt en de nacht is nabij.
Ik ben als een pelgrim die wordt ondersteund
en moe op zijn gids en zijn raadgever leunt
en zo schud ik glorie begroetend de hand,
daar, in Immanuëls land.

12. Veel diepe rivieren doorkruisten mijn leven,
de doornheg was scherp en ontvelde mijn huid,
maar: achter mij liggen nu al deze dingen
en dat voor een harp met een zuiver geluid.
O, daar met het grote triomfkoor te zijn,
te delen in hun halleluja-refrein!
Om eeuwig te zingen, waar roem is geplant,
daar, in Immanuëls land.

13. Ja, Hij heeft het web van mijn leven gevlochten,
Hij weefde met draden van goedheid en recht.
De dauw van verdriet kreeg een glans door Zijn liefde,
want Hij heeft Zijn gunst aan mijn tranen gehecht.
Dus loof ik de hand die mij hier heeft gebracht,
dus loof ik het hart dat dit plan heeft bedacht,
wanneer ik verblijf waar de roem is geplant,
daar, in Immanuëls land.

14. Hoe spoedig ontvang ik de beker van glorie,
die wast alle aardse benauwdheden af!
Hoe spoedig wordt straks de onvruchtbare doornstruik
een roos, zoals God die in Eden eens gaf!
De vloek wordt een zegen en dus zal mijn naam
– op aarde veracht – toch voor eeuwig bestaan,
gegrift in de sneeuwwitte steen in Zijn hand,
daar, in Immanuëls land.

15. O, eeuwige vreugde: ik ben van mijn Liefste!
Ja, ik ben van Hem en mijn Liefste is mijn!
Hij opent Zijn deur voor armoedige zondaars,
verwelkomt hen blij in Zijn woning van wijn.
Dat huis wordt een hel als ik Jezus er mis,
ik wil daar niet zijn wanneer Hij er niet is,
zelfs daar niet, waar glorie en roem zijn geplant,
daar, in Immanuëls land.

16. Straks val ik in slaap aan de boezem van Jezus,
en als ik ontwaak, ben ik vol met Zijn beeld!
Dan zal ik Hem liefhebben, loven en dienen,
want daar wordt mijn oog door Zijn schoonheid gestreeld.
De opstanding is zo ontzettend dichtbij,
want: ‘heden bent u in de hemel met Mij.’
Ja, daar straks te zijn, waar de roem is geplant,
daar, in Immanuëls land.

17. De bruid kijkt niet steeds naar haar prachtige bruidsjurk
– ze kijkt naar haar bruidegoms lieve gezicht.
En zo blijf ook ik niet op heerlijkheid staren
– mijn ogen houd ik op mijn Koning gericht.
Nee, niet op de kroon, want die werp ik opzij.
Ik kijk naar Zijn hand die doorboord is voor mij.
Het Lam zij de glorie, Zijn glorie houdt stand,
daar, in Immanuëls land.

18. Veel haat en verachting en spot moest ik dragen.
Met hoogmoed vervuld kwamen velen eraan,
zij maakten mij telkens de ergste verwijten,
omwille van Christus’ gezegende Naam.
Waar God Zijn voortreffelijk merkteken zet,
daar stempelden zij met hun stempel van smet.
Maar straks gloort het oordeel; Gods waarheid houdt stand,
daar, in Immanuëls land.

19. Zij zeggen dat ik voor hun rechtbank moet komen.
Ik mag daar niet heen, want ik moet al naar huis.
Mijn machtige Heere zegt: ‘Kom, ja, kom hierheen.’
Mijn machtige Heere zegt: ‘Welkom hier thuis.’
Mijn Koning beveelt mij Zijn huis in te gaan.
Ja, daar, bij Zijn heerlijke troon moet ik staan,
waar glorie zich huisvest, waar roem is geplant,
daar, in Immanuëls land.

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

20 − drie =