Een lied Hammaäloth, van David.
1. Mijn hart, o HEERE, is niet hoog,
ook heb ik geen verheven oog.
Was iets te wonderlijk voor mij,
te groot? Dan liep ik daar voorbij.
2. Ik wandel immers naar Uw wil,
ik houd mijn ziel gerust en stil,
zoals ook het gespeende kind
dat bij zijn moeder vrede vindt.
3. Ja, zo is ook mijn ziel in mij:
gespeend, tevreden, stil en blij.
Dat Israël nu en altijd
hoopt op de HEERE Die hem leidt.