Een psalm van David.
1. De HEERE schiep door woord en stem:
de hele aarde is van Hem
met wat haar vult en wie daar wonen.
De aarde en het wereldrond
heeft Hij op zeeën vast gegrond,
Hij laat hen op rivieren tronen.
2. Wie zal de berg van God op gaan
om in Zijn heilig oord te staan?
Die rein zijn handen zal regeren,
die met een zuiver hart Hem eert,
die aan zijn ziel niets ijdels leert,
die ook niet met bedrog zal zweren.
3. De mens die zo zijn leven leidt,
krijgt door Gods heil gerechtigheid,
de HEERE zal hem zegen geven.
Dat is het volk dat naar Hem vraagt,
dat Jakobs naam in waarheid draagt,
dat voor Uw aangezicht wil leven.
4. O poorten, tilt uw hoofd omhoog,
eeuwige deuren heft uw boog
en laat de ere-Koning binnen!
Wie is die Koning, zo geëerd?
De HEERE Die met kracht regeert
en machtig elke strijd zal winnen.
5. O poorten, tilt uw hoofd omhoog,
eeuwige deuren heft uw boog
en laat de ere-Koning binnen!
Wie is die Koning, zo geacht?
De HEERE van de legermacht,
Hij is de Vorst Die zal verwinnen!