1. Op sterke bergen vol van heiligheden,
ligt Sions grondslag, daarop rust de stad.
De HEERE heeft zijn poorten liefgehad
en houdt daar meer van dan van Jakobs steden.
2. Men zal van u, o stad van God, eens roemen.
Hoe heerlijk is de boodschap die men geeft,
want bij het volk dat kennis van Mij heeft,
zal Ik zelfs Rahab en ook Babel noemen.
3. De Filistijnen, Tyriërs en Moren
zijn daar geboren, dat wordt blij vermeld.
Van Sion wordt met vreugde doorverteld
dat die en die ook daarin zijn geboren.
4. De Hoogste Zelf zal Sion sterkte geven.
Zij worden door de HEERE meegeteld.
Zijn stad wordt als geboorteplaats vermeld.
Zij worden op Zijn volkenlijst geschreven.
5. O stad van God, men zal uw roem bezingen.
De zangers heffen blij een loflied aan,
in reidans zal men door uw straten gaan,
o stad, die al mijn bronnen laat ontspringen.