1. God schiep de mens niet slecht,
maar heilig en oprecht
en naar Zijn evenbeeld,
want Hij had heiligheid
en ook gerechtigheid
de mensen toebedeeld,
opdat de mens vol trouw
zijn Schepper kennen zou,
Hem liefde zou bewijzen,
met Hem in zaligheid
zou leven voor altijd
om eeuwig Hem te prijzen.
2. Maar deze goede aard
is niet in ons bewaard.
Verdorven is ons hart.
Ons eerste voorgeslacht
sloeg op Gods eis geen acht,
maar heeft Gods macht getart.
Door ongehoorzaamheid
zijn wij Gods beeld nu kwijt.
Wij liggen diep verloren.
Ja, wij zijn zo verblind
dat ieder mensenkind
in zonden wordt geboren.
3. Wij zijn geheel en al
verdorven door de val
en tot niets goeds in staat.
Ons werk is goddeloos,
wij zijn verkeerd en boos,
geneigd tot alle kwaad.
Ons hart is onoprecht,
wij zijn volkomen slecht,
zo diep zijn wij verloren.
Tenzij Gods Geest ons trekt
en ons tot leven wekt,
want dan zijn wij herboren.
Te zingen op de wijs van Psalm 19