Kom en zie! Ja, zie het Lam!
Zie de Leeuw uit Juda’s stam,
Die het boek kan laten spreken
en zijn zegels mag verbreken.
Kom en zie!
Ik zag een paard en zijn Berijder.
Hij had een boog mee voor de strijd
en droeg een kroon van heerlijkheid.
Hij ging en reisde overal,
opdat Hij overwinnen zal.
Kom en zie!
Ik zag een paard en zijn berijder.
Een zwaard werd naar hem toegebracht.
Hij kreeg op heel de aarde macht.
Hij mocht de vrede wreed verjagen
en mensen met zijn zwaard belagen.
Men zou elkaar dan diep verachten,
elkaar gaan doden en gaan slachten.
Kom en zie!
Ik zag een paard en zijn berijder.
Hij had een weegschaal in zijn hand
en reisde door het hele land.
Er kwamen zware tijden aan:
een hoge prijs voor weinig graan.
Maar wijn en olie moest hij sparen
en veilig en getrouw bewaren.
Kom en zie!
Ik zag een paard en zijn berijder.
Die ruiter had ‘de dood’ als naam,
de hel ging woest daar achteraan.
Zij kregen macht om door veel noden
een kwart van land en volk te doden,
door oorlog, zwaard en hongersnood,
door wilde beesten en de dood.
Het Lam wil mij nog meer verklaren:
ik zag een groep van martelaren.
Zij zijn gestorven om Gods Woord,
zij zijn om hun geloof vermoord.
Zij riepen luid: ‘Hoe lang, o Heere?
Zult u de moordenaars negeren?
Wreekt U ons bloed niet van hun hand
en houdt hun wreedheid eeuwig stand?’
Het antwoord kwam: ‘Kom, rust nog even
tot ook uw broeders niet meer leven,
dan gaan ook zij in wit gekleed
en is uw aantal echt compleet.’
Het zesde zegel kwam tot leven
en heel de aarde stond te beven.
De zon werd zwart, verloor haar gloed.
De maan werd helderrood als bloed.
De hemel wierp zijn sterren neer,
de aarde schudde keer op keer
en iedereen heeft zich verscholen
in steenrotsen en diepe holen.
Tot rots en bergen riepen zij:
‘Val op ons neer en maak ons vrij,
verberg ons voor het aangezicht
van Hem Die Koning is en richt.
Verberg, verberg ons voor het Lam
en voor Zijn toorn, Zijn vuur, Zijn vlam.
De dag van oordeel vangt nu aan
en wie kan voor Zijn toorn bestaan?’
naar Openbaring 6