- Als een hert met dorst bevangen
dat naar waterstromen smacht,
zo schreeuw ik met groot verlangen
naar de God die ik verwacht!
Heel mijn hart heeft grote dorst
naar mijn God en Levensvorst;
wanneer zal ik bij Hem komen,
mij voor Zijn gezicht vertonen?
- Tranen heb ik bij dit klagen
om te eten, dag en nacht;
als zij spottend aan mij vragen:
‘Waar is God die u verwacht?’
Ik gedenk met smart daaraan
hoe ik met het volk kon gaan
naar Gods huis om in Zijn hoven
Hem met blij gezang te loven.
- O, mijn ziel, waarom dat klagen?
Waarom onrust en verdriet?
Waarom zo terneergeslagen?
Hoop op God Die alles ziet!
Want ik zal na strijd en smart
Hem nog loven met mijn hart.
Hij verlost en Zijn nabijheid
stelt mij eenmaal weer in vrijheid.
- U bent steeds in mijn gedachten
als ik treur bij de Jordaan;
Hermon luistert naar mijn klachten
en ook Misar hoort het aan.
Elke afgrond roept het uit
met een daverend geluid;
al Uw baren en Uw golven
hebben bruisend mij bedolven.
- Maar de HEERE laat mij leven
door Zijn goedertierenheid.
Hij zal redding aan mij geven,
Hij is tot mijn hulp bereid.
Overdag geeft Hij mij kracht.
Zijn gezang blijft in de nacht,
een gebed van blijde klanken
om mijn levens-God te danken.
6. Ik wil van mijn Steenrots weten:
‘Waarom ga ik in het zwart?
Waarom bent U mij vergeten
als de vijand tergt en tart?
Als hij in mijn botten steekt,
omdat hij verachtend spreekt
en mij heel de dag blijft smaden
‘Waar is God, waar zijn Zijn daden?’’
7. O, mijn ziel, waarom dat klagen?
Waarom onrust en verdriet?
Waarom zo terneergeslagen?
Hoop op God Die alles ziet!
Want ik zal na strijd en smart
Hem nog loven met mijn hart.
God wordt steeds door mij geprezen;
Hij zal mijn Verlossing wezen.